WEEK 2, MAANDAG, 15u51
“Arie, jouw afspraak van half vier zit beneden bij de receptie!” De stem van Gerda, die ouwe taart van het secretariaat, tettert in zijn oor.
“Oké, ik loop naar beneden.”
Hij legt de telefoon neer. Hij laat zich achterover in zijn stoel zakken. Hij sluit zijn ogen. Even niks. Maar nauwelijks tien seconden later staat hij op. Hij loopt naar de hoge grijze kast die links naast de deur van zijn kantoor staat en doet de deur open. Aan de binnenkant van de kastdeur heeft zijn voorgangster een spiegel gemonteerd, waar hij zo nu en dan dankbaar voor is. Hij kijkt in de spiegel, trekt de kraag van zijn overhemd onder het colbert vandaan. Snel haalt hij nog een hand door zijn haar. Dan doet hij de kastdeur weer dicht en opent de deur van zijn kantoor. Hij draait linksom de gang in. Zelfs nu, na de twee jaar dat hij hier in dit deel van het gebouw een kantoor heeft, valt het hem nog steeds op hoe ongelofelijk saai deze gang is, hoe doods. Bruine vloerbedekking uit de jaren zeventig of zo. Slijtplekken bij de koffieautomaat en in het kopieerhok. Naaldvilt tapijt. IJzersterk, maar ook supersaai. De dichte, vuilgele deuren die kennelijk voor het laatst in de vorige eeuw geschilderd zijn. Af en toe komt er geluid van een telefoongesprek uit een van de kamers, en een doodenkele keer staat iemands deur op een kier. Deuren staan alleen wijd open als de betrokken persoon er niet is. Hij passeert de directiekamer. Binnen hoort hij flarden van een, kennelijk, heftige discussie. Het zal wel weer over de op handen zijnde reorganisatie gaan. Aan het einde van de gang is er een open ruimte, daar is het secretariaat. Vier bureaus in een wat verbreed deel van de gang. De secretaresses klagen al jaren over de tocht hoewel er nergens meer een raam is dat open kan. In de loop der jaren vastgekoekt door het schilderwerk en het vuil van de straat. In het voorbijgaan hoort hij de harde en schelle stem van Gerda. Hij knikt haar toe en wijst in de richting van de liftdeuren iets verderop in een poging duidelijk te maken dat hij het bezoek ophaalt. Ze knikt terug, terwijl ze onverstoord verder gaat met het telefoongesprek. Als hij de tochtdeuren openduwt ziet hij de vingerafdrukken op het glas en de zwarte houten handgreep. Hij heeft er in de loop van de afgelopen twee jaar een spelletje van gemaakt om de beide deuren tegelijkertijd open te duwen door met flinke kracht een zet te geven tegen de aluminium strips waarin links en rechts de zwarte borstels zitten die moeten voorkomen dat het tocht in deze gang. Als hij hard genoeg duwt, dan heeft hij juist genoeg ruimte en tijd om tussen de terugdraaiende deuren door te lopen. Achter zich hoort hij dan het zachte ploffen van de deuren die weer dichtvallen. Nu hij zijn spelletje herhaalt, merkt hij dat de linker tochtdeur wat piept. Hij zal een van zijn mannen even wat siliconenspray in de scharnieren laten spuiten. In plaats van de lift, die hij meestal neemt, neemt hij de trap die zich pal naast de liftdeuren bevindt. Toegegeven, zonder de sticker op de muur ‘HIER GRATIS FITNESS! NEEM DE TRAP!’ zou hij vast weer de lift genomen hebben, maar sinds er vorige maand een van de collega’s druk in de weer is geweest met stickers plakken, is hij er toch wel over gaan nadenken. Hoewel zijn figuur wat hemzelf betreft oké is, kan zijn conditie een stuk beter.
Hij loopt de twee maal negen treden met lichte tred en loopt de ontvangsthal in. Met een vragende blik op Joop, de receptionist, loopt hij in de richting van de balie. Joop knikt begrijpend met zijn hoofd in de richting van een man en vrouw die met hun rug naar hen toe staan. Kennelijk verdiept in een van de ‘cultuurposters’ waarmee het gebouw verrijkt is ter voorbereiding op de reorganisatie.
“Mevrouw, mijnheer, de heer Doornenkamp is er,” spreekt Joop met luide stem. Ze draaien zich vrijwel gelijktijdig om. Joop maakt nu een hoofdknikje in zijn richting en de blikken van de dame en heer richten zich nu op hem.
“Goedemiddag! U bent van Pro Facility, neem ik aan?” Hij steekt zijn hand uit naar de dame, die hij zich herinnert van het congres waar hij een paar maanden geleden was. Toen gaf ze hem haar kaartje met het verzoek eens langs te mogen komen. Een blik op haar verschijning was toen genoeg geweest om daar meteen mee in te stemmen. “Hallo, Arie Doornenkamp…” stelt hij zich toch maar even voor. Ze lacht hem toe. Ze had in de voorbije maanden niets aan schoonheid ingeboet! Haar mooie donkere ogen bezorgden hem een kriebel in de hartstreek. Ineens schiet haar naam hem weer te binnen: bijna net als die van zijn dochter! Dat was toen even onderwerp van gesprek geweest. Ze had Zuid-Amerikaanse roots. “Hallo, Danielle!”
“Leuk je weer te ontmoeten, Arie. Ik heb mijn collega, Bram van Hees mee genomen. Bram is een van onze senior adviseurs.” Arie schudt ook hem de hand en hij kan de gedachte niet onderdrukken dat hij deze man er veel te goed vindt uitzien.
“Bram van Hees, aangenaam.” De man geeft hem een ferme handdruk en maakt op Arie meteen een prettige indruk.
“Arie Doornenkamp, fijn dat jullie er zijn. Zullen we maar? Mijn kantoor is op de eerste verdieping.” Met een brede zwaai van zijn arm nodigt hij hen uit hem te volgen. Met een vlotte pas loopt hij naar het trappenhuis, de lift passerend. “We proberen sinds een tijdje de lift zoveel mogelijk te mijden,” verklaart hij.
“Problemen met de lift dan?” vraagt Danielle hem.
“Nee, nieuwe bedrijfspolicy. Kijk maar!” en hij wijst hen op de sticker die schuin boven op de wand geplakt zit. “We moeten gezonder leven, dan heeft de baas langer profijt van ons!” Het laatste komt er nogal ironisch uit, beseft hij, maar de ondertoon die waarschijnlijk niet onopgemerkt blijft is wel gemeend. “Aan het eind van de gang moeten we zijn.” Hij houdt de linker tochtdeur voor hen open. Als ze het secretariaat passeren, vraagt hij Gerda, die nu geconcentreerd bezig lijkt in een of ander Excel bestand, of ze voor koffie en thee kan zorgen. Hij wacht haar antwoord niet af en loopt door, zijn gasten volgen.
“Jullie zien dat dit gebouw niet meer helemaal conform de hedendaagse eisen is. Dat is een van de onderwerpen die we eens met elkaar moeten bespreken. Jullie hebben bij Pro Facility daar vast wel leuke gedachten over!” Hij kijkt naar Danielle die hem een stralende lach schenkt. Haar donkere ogen glimmen.
“Uiteraard, we zitten vol met goede ideeën,” antwoordt ze. Even draait ze haar hoofd opzij naar haar collega Bram, die haar onmiddellijk veelbetekenend toeknikt.
“Hier zijn we er.” Terwijl hij de deur openhoudt en Bram en Danielle hem passeren, snuift hij het parfum van Danielle op. “Intrigerend” schiet hem door het hoofd. Hij nodigt hen uit plaats te nemen aan de tafel die tegen de muur staat tegenover zijn bureau. Danielle en Bram gaan naast elkaar zitten, zelf neemt hij plaats tegenover Bram, die het dichtst bij de muur zit.
“Nou, welkom. Ik denk dat de koffie en thee zo wel gebracht zullen worden, maar daar hoeven we niet op te wachten. Ik stel voor dat jullie mij eerst eens vertellen wat voor bedrijf Pro Facility is. Ik heb natuurlijk al wel wat huiswerk gedaan door op jullie website te kijken, maar ik hoor graag van jullie waar het bedrijf zich vooral mee bezig houdt. Dus, wie mag ik het woord geven?”
“Danielle kan dat uitstekend vertellen,” antwoordt Bram direct, en tegen Danielle:“Wil jij iets vertellen? Dan vul ik wel aan, mocht dat naar mijn idee nodig zijn.”
Danielle glimlacht weer en het valt hem weer op dat deze dame een geweldige uitstraling heeft. Terwijl ze in goed geformuleerde zinnen het bedrijf kenschetst, dwalen zijn gedachten af. Zou die Danielle vooral een soort van verkoper zijn? Of zou ze zelf ook het advieswerk doen? Niet vergeten te vragen! En dan die Bram… die kijkt maar met z’n knappe kop voortdurend instemmend naar Danielle. Een stel dat goed op elkaar ingespeeld is. Zouden ze wat met elkaar hebben? Ze passen wel bij elkaar, zoals ze beiden goed gekleed, goed verzorgd hier aan tafel zitten. Zouden ze het doen met elkaar? Die Bram is toch voor vrouwen ook een aantrekkelijke man, net zoals die Danielle een aantrekkelijke vrouw is. Dit soort bedrijven stuurden nooit lelijke mensen op pad. Gelukkig maar.
Als Danielle haar betoog beëindigt, na zo nu en dan aangevuld te zijn door Bram, merkt hij dat hij nauwelijks heeft opgenomen wat ze gezegd heeft. Nou ja, hij kan het toch allemaal nog eens nalezen op hun website.
“En wat denk je, Arie, zouden wij met onze firma wellicht wat voor jullie organisatie kunnen betekenen?” Het is Bram die het woord overneemt en hem de vraag stelt.
“Ik wil eigenlijk eerst nog wat andere dingen weten. Zijn jullie allebei ook adviseurs? Ik bedoel eigenlijk: staan jullie met de voeten in de klei? En, als dat zo is, kunnen jullie dan allebei eens een voorbeeld geven van opdrachten die jullie onlangs hebben uitgevoerd?”
Bram schraapt zijn keel wat en begint uitvoerig te vertellen over zijn laatste project bij een middelgrote gezondheidsorganisatie. Een mooi verhaal met alleen maar winstpunten voor de betrokken organisatie. Bram schetst hoe hij als adviseur de grote lijnen heeft uitgezet en de afdeling Facility Management heeft gereorganiseerd. Dan wordt er op de deur geklopt en komt Gerda binnen met een dienblad met daarop kopjes en kannen.
“Ah, fijn, Gerda. Dank je wel, ik zal zelf wel even inschenken.” Gerda draait zich zonder iets te zeggen om en vertrekt, de deur zachtjes sluitend.
“Kijk,” gaat Bram verder, “in elke organisatie is het natuurlijk belangrijk dat iedere medewerker doet waar zij of hij goed in is. Of dat nu leidinggeven is of koffie brengen, het is allemaal van belang dat het goed gebeurt.”
“Uiteraard,” antwoordt hij.
Dan vraagt hij Danielle: “Koffie of liever thee?”
“Koffie graag, zwart.”
Net als je ogen, denkt hij. En als hij haar de kop koffie toeschuift, ontwijkt hij haar blik en vraagt hij Bram: “En jij, Bram? Ook koffie?”
“Ja, graag, maar dan met een beetje suiker.”
“Suiker kun je hier zelf pakken. Alsjeblieft. Zo, waar waren we gebleven?”
Het gesprek kabbelt voort. Danielle vertelt over een opdracht die zij onlangs vervuld heeft. Ze is duidelijk meer bescheiden, maar komt bij hem geloofwaardiger over. Dan neemt hij zelf het woord.
“Tja, jullie hebben bij binnenkomst, en ik neem aan al voordat je binnenkwam, gezien dat dit gebouw er nogal gedateerd uit ziet. Er waren mooie plannen voor nieuwbouw, maar vanwege bezuinigingen, een reorganisatie noemen ze dat, is die hele operatie voorlopig uitgesteld. En dus moeten we het doen met deze jaren zeventig look. Maar jullie hebben vanzelfsprekend ook gezien dat het meubilair hard aan vervanging toe is, de vloerbedekking vernieuwd moet worden, de wanden, de verlichting… ga zo maar door. Nu heeft de directie bedacht, dat we in het kader van de reorganisatie efficiënter moeten omgaan met ons pand, met de ruimte. Dus denken ze aan flexplekken, kantoortuinen, dat soort dingen. Kunnen jullie eens met ideeën komen, een plan bedenken, hoe jullie bedrijf zoiets zou aanpakken? Nog geen concrete offerte, maar eerst wat grove schetsen. Ik kan jullie de tekeningen en technische zaken opsturen. Maar het gaat in eerste instantie vooral om creatieve ideeën waarmee ik naar de directie kan, waarmee we wellicht samen naar de directie kunnen gaan.” Al de tijd dat hij aan het woord is, kijkt hij naar Danielle. Het lukt hem niet zijn blik op iets anders te laten rusten. Hij voelt hoe hij ondertussen roder geworden moet zijn in zijn gezicht. Misschien zal ze denken dat het zijn enthousiasme is. Maar hij weet zelf wel beter. Hij voelt zich betrapt, omdat hij zo door haar gebiologeerd is, dat hij zelfs zijn blik niet meer kan afwenden. Wat is dat toch met hem? Waarom is hij zo onder de indruk van haar? Natuurlijk, ze is knap, aantrekkelijk. Maar hij moet zich toch wat professioneler kunnen opstellen?
“Nou, dat lijkt me een uitstekend voorstel! Zullen we over veertien dagen dan opnieuw afspreken?” Hij ziet haar mond bewegen, hij ziet haar neusvleugels zich verwijden als ze hem met vragende blik aankijkt.
“Eh, over twee weken ben ik net op vakantie. Misschien dat we samen met de vraag aan de slag kunnen gaan en dat jij dan het volgende gesprek met Arie alleen voert?” Nu kijkt ook Bram met vragende blik naar hem.
“Nou, eh, als dat voor jullie geen probleem is, voor mij zeker niet.” Op het moment dat hij het zegt, weet hij dat dit verkeerd opgevat kan worden. Het lijkt op een toespeling. “Ik denk tenminste dat we voortvarend te werk moeten gaan en dan maakt het in deze fase nog niet uit met wie ik het gesprek voer.” Pff, heeft hij zich er weten uit te redden? Hij durft Danielle nu even niet aan te kijken. Opnieuw voelt hij zich betrapt. En dan weet hij: ze maakt hem onzeker. Net zoals die Nadia hem een tijdje terug wat onzeker maakte. En eigenlijk maakt die Bram hem ook onzeker. Wat is dat toch? Misschien moet hij het dààrover morgen eens met zijn coach hebben. Verdorie, hij moet het secretariaat nog doorgeven dat hij er morgen na half vier niet meer is.
Als hij – nadat hij Bram en Danielle naar de uitgang heeft begeleid – een minuut of tien later weer terugkeert naar de eerste verdieping, dan weet hij dat hij te laat is. Gerda zal nooit langer blijven dan kwart over vijf. En dat is het al geweest. Hij pakt een notitieblaadje van haar bureau en schrijft er met grote letters op dat hij er dinsdag na half vier niet meer is. Eventuele afspraken moet ze maar verzetten! Hij plakt het blaadje op haar computerscherm. Zo. En nu zelf ook naar huis. Op een drafje loopt hij naar zijn eigen kamer. De deuren op de gang staan allemaal open. Iedereen is al naar huis. Ineens krijgt hij haast om dit deprimerende gebouw te verlaten. Deprimerend door de kale vloerbedekking, deprimerend door de vaalgele tinten op de muren, deprimerend vanwege de brandwerende plafondplaten met de tl-buizen, deprimerend ook om de mensen die er werken… Dit gebouw, deze hele organisatie deprimeert hem! Hij kan de neiging om heel hard te schreeuwen niet onderdrukken.
“KLOTE!”
Hij schreeuwt met volle kracht. Zijn stem galmt een beetje na door de lege gang, weerkaatst door de muur aan het eind. Aangemoedigd door de direct er op volgende stilte, steekt hij beide armen omhoog en roept nogmaals, zelfs nog harder en veel nadrukkelijker, maar ook trager dan de eerste keer:
“FUCKING KLOTE!”
Dan gaat een deur open op de gang. Toch nog een. Als door een wesp gestoken draait hij zich om in de richting van de opengaande deur. Hij kijkt recht in het bezorgde gezicht van de directeur:
“Gaat het wel goed met je, Arie?”